Noord Chili

6 maart 2016 - Castro, Chili

Duizenden kilometers later en vele ervaringen rijker zijn we weer neergestreken in Castro, Chiloe. We wonen momenteel in een cabaña en zijn vorige week begonnen met werken! We zullen beginnen bij de laatste week Valparaíso en de daaropvolgende reis naar het noorden en terug naar het zuiden beschrijven.

Ons laatste weekend in Valparaíso was er een groot festival, dus we hebben op een goede manier afscheid kunnen nemen. ’s Middags hebben we wat popbandjes gezien. Helaas wordt er vaak erg vals gezongen in popmuziek, maar de Chilenen lijken hier geen last van te hebben. ’s Avonds zijn we met wat vrienden van het vrijwilligersproject naar het afsluitende concert van het festival gegaan. Eerst een concert van Kimba Fa, een Afro-Peruaanse band, met veel toneel en zelfgemaakte en geïmproviseerde instrumenten. Vervolgens het concert van de trots van Chili waar het hele publiek op zat te wachten: Ana Tijoux, een rapster. Beide waren erg goede concerten.

Twee dagen later zijn we naar Caldera gereisd. Het gebied rond dit stadje staat bekend om de mooie stranden en na een maand werken als bouwvakkers waren we daar wel aan toe. Veel meer dan aan het strand liggen hebben we dan ook eigenlijk niet gedaan. Na een paar dagen uitrusten zijn we verder naar het noorden gereisd.

De toeristentrekpleister van Noord Chili is San Pedro de Atacama. Dit is een klein dorpje met huizen van adobe, maar is helemaal volgepakt met hotels, reisbureau’s en restaurantjes. Gelukkig is er een wet die gebouwen boven de twee verdiepingen hoog verbiedt en wordt er nog steeds voornamelijk met adobe gebouwd, al leidt dit soms tot een kitscherige nep traditionele stijl met boomstammen als raamkozijnen en dergelijke. Behalve voor de gemoedelijke sfeer van dit dorp komen de meeste toeristen hierheen om tours in de buitenaardse omgeving te maken. De must-sees zijn de Valle de la Luna, de hoogvlakte meren en de Tatio geisers, dus deze zijn we gaan bekijken!

We besloten de Valle de la Luna op eigen houtje te bezoeken met de fiets. Dit was erg zwaar vanwege de heuvels en de tegenwind, maar zeker de moeite waard! De Valle de la Luna heet zo omdat het landschap er buitenaards uitziet, door zijn rode zandheuvels en dramatische rotsen. Vlak voor de zon onderging hebben we ons op een zandduin geïnstalleerd om de zonsondergang te zien. Op de terugweg werd het snel pikkedonker, niet heel handig met het fietsen, maar je kon wel ontzettend veel sterren zien!

Na een dagje rust hebben we een tour naar een aantal meren op de hoogvlaktes gemaakt. We begonnen bij Laguna de Chaxa, gelegen in het zoutmeer van Atacama. Hier hebben we flamingo’s kunnen zien. Helaas waren de meeste flamingo’s voor de zomer vertrokken naar Bolivia, maar er was nog een aantal achter gebleven. Na een uitgebreid ontbijtje zijn we met de bus rap gestegen van 2500 naar 4400 meter hoogte. Onderweg hebben we nog een dorpje bekeken en eeuwenoude agrarische terrassen die door de Inca’s waren aangelegd. Op 4400 meter lag het meer Miscanti, spectaculair gelegen tussen de vulkanen. Hoe mooi ook, voor Fleur waren eigenlijk de vicuñas de top-attractie. Deze wilde dieren leven alleen boven de 4000 meter hoogte zijn verwant aan de alpaca en de llama, maar een stuk slanker en eleganter en niet gedomesticeerd. Als je te dicht in de buurt komt kijken ze je aan met verschrikte ogen die veel te groot zijn voor hun kleine hoofdjes en als je nog dichterbij komt huppelen ze er snel vandoor. Vanwege hun bijzonder fijne goudkleurige wol werden ze bijna tot uitsterven gejaagd, maar door beschermingsprogramma’s gaat het nu weer de goede kant op. Na het meer Miñiques werden we weer teruggereden naar San Pedro.

De laatste tocht ging naar de Tatio geisers. We werden rond half vijf ’s ochtends opgehaald met een busje en reden in het donker naar de geisers. De beste tijd om de geisers te zien is ’s ochtends vroeg, omdat dan het temperatuurverschil tussen het hete water onder de grond en de buitenlucht het grootst is, waardoor de geisers dan het meest actief zijn. Toen de eerste zonnestralen vanachter de bergen vandaan kwamen stonden we op het veld met geisers.  We liepen over een knapperige aardkorst waar overal gaten in zaten waar water uit stoomde, borrelde, of spoot. Omdat je nooit wist waar plotseling heet water uit kon gaan sproeien mochten we niet van de paden af. Er was bijvoorbeeld een geiser die eerst alleen maar een beetje leek te borrelen, maar af en toe groeide tot een enorme fontein.

Omdat we nog wat meer wilde dieren wilden zien en de Chileense hoogvlakte wilden verkennen zonder overal toeristenbusjes besloten we na San Pedro naar Parque Nacional Lauca te reizen. We namen een nachtbus naar Arica, waar we om half zes ’s ochtends aankwamen, en stapten om zeven uur in de bus naar Putre, een dorpje op 3500 meter hoogte. Voor we een tour naar het park namen hebben we hier twee nachtjes geacclimatiseerd en wat gewandeld in de omgeving.

Parque Nacional Lauca ligt op een hoogte van 4500 meter. We waren maar met zijn vieren op de tour, dus we hadden alle tijd en konden stoppen waar we wilden. Eerst zijn we naar Las Cuevas gegaan, bij de ingang van het park. Hier konden we viscacha’s van dichtbij bekijken! Dit zijn vreemde konijnachtige beestjes die verwant zijn aan de chinchilla en over de rotsen springen als kangoeroes. Hun oogjes zijn meestal half gesloten omdat het nachtdieren zijn en ze overdag voornamelijk buiten komen om grasjes te eten en dutjes te doen.

De weg vervolgde naar Cotacotani, een groep meren in een prachtig landschap van heuvels die gevormd zijn door stenen die door de vulkaan zijn uitgespuugd. De meren waren scherp afgetekend in het landschap door de verschillende kleuren aan de randen van het water. We waren hier alleen met ons groepje, dus het was heel stil en erg bijzonder om door dit vreemde landschap te lopen. Ook hier stuiterden kolonies van viscacha’s over de rotsen en we zijn een groepje vicuña’s tegengekomen en een eenzame flamingo.

Na de wandeling door Cotacotani zijn we naar Lago Chungará gereden, het meest bekende punt in het park. Dit grote meer is omgeven door vulkanen, waarvan sommigen (gedeeltelijk) over de grens met Bolivia liggen. Langs het water groeit een heel grappig soort bloemkoolvormige plant die typisch is voor natte gebieden in de hoogvlaktes. Van veraf zien ze eruit als felgroene zachte golvende weiden, maar ze zijn zo hard dat je erop kunt staan. Het oppervlakte bestaat uit minuscule blaadjes en bloemetjes. Op de terugweg naar Putre hebben we nog heel veel llama’s en alpaca’s gezien die worden gehouden voor vlees en wol. Tegen die tijd – na een hele dag op 4500 meter - hadden we overigens wel knetterende hoofdpijn door de hoogte. Maar het was het zeker waard! 

De volgende dag zijn we teruggereden naar Arica.

In Arica hebben we twee nachtjes doorgebracht, de stad een beetje verkend (helaas waren de twee gebouwen die door Eiffel zijn ontworpen in de tijd dat Arica nog bij Peru hoorde gesloten), en we hebben gebodyboard in zee.

Vanuit Arica was het een 23 uur durende busreis naar La Serena. De bus was comfortabel, dus dit viel eigenlijk best mee. We zaten in hostel el Punto, een erg fijn hostel in handen van Duitsers – te merken aan details als matchende kleurstickers op de sleutels en sloten, wasknijpers met kamernummers erop en dat soort dingen.

La Serena is een van de weinige Chileense steden die architectonisch gezien een beetje een samenhangend geheel vormt. Dit schijnt te komen door een project van de president in de jaren ’40 waarbij veel gebouwen zijn gerestaureerd in (neo-)koloniale stijl. Verder is er een goed onderhouden Japanse tuin, oude kerkjes en veel cafeetjes met echte koffie.  Je kunt je hier dus prima vermaken door een beetje rond te lopen, koffie te drinken en wat culturele zaken te bezoeken. De meeste mensen komen overigens voor het langgerekte strand. Helaas is de kustlijn wel enigszins verpest door flats en lelijke bungalows.

Na ons bezoek aan La Serena begon de tijd een beetje te dringen, aangezien we begin maart zouden beginnen met werken, dus besloten we in een keer naar Castro te reizen. Eerst een busreis van zes en een half uur naar Santiago, toen een reis van 13 uur naar Puerto Montt en daarna nog een uur of 4 in de bus naar Castro. Gelukkig hadden we wederom comfortabele bussen, dus was het prima te doen.

In Castro hebben we nog een weekje vakantie gehad, en afgelopen maandag is Fleur aan het werk gegaan, en op donderdag Joris ook. Fleur werkt aan een woning met een golvend dak en Joris heeft een maquette van een groot kunstwerk gemaakt. Werkdagen zijn hier van 9 tot 7, met een lunchpauze van 2 uur. Dit bevalt ons tot nu eigenlijk wel goed, en zeker Joris is snel gewend aan de siësta. Ook hebben we erg aardige collega’s, al hebben we soms wat moeite om ze te verstaan, maar het is in ieder geval goed voor ons Spaans/Chileens. Later meer over ons werk, nu hebben we lekker weekend! Gisteren waren we uitgenodigd om te komen curanto te komen eten bij de eigenaresse van ons huisje. Dus zaten we om half drie met de hele familie aan tafel. Curanto is de lokale specialiteit, die oorsponkelijk in een gat in de grond werd bereid maar tegenwoordig meestal in een pan. Hierin gaat kip, worst, varkensvlees, mosselen en meer proteïne. Het werd geserveerd met een soort broodjes en lokale aardappelen. Hierna zaten we goed vol! 

2 Reacties

  1. Betty de jong:
    14 maart 2016
    Hee lieve Fleur en Joris, eindelijk even tijd genomen om jullie prachtige reisverhaal eens goed te lezen. Fantastisch, wat hebben jullie al weer veel beleefd. Ga ik allemaal onthouden voor als wij naar Chili komen. En nu aan het werk! Ik geloof direct dat Joris snel aan de siësta gewend was, want slapen kan hij goed. Heel veel plezier en ook met het werk. Liefs van Betty
  2. Hans Korbee:
    14 maart 2016
    Machtig, wat een reislust en zo veel gezien.
    Ben al aan het sparen en ga oefenen in buszitten.
    Liefs, Hans